Ganzen zijn sinds de jaren negentig een belangrijke factor in de achteruitgang van rietkragen in laagveengebieden zoals Reeuwijk. Er zijn veel meer ganzen dan in die jaren. Met name veel meer de grauwe ganzen. Daardoor is er ook veel meer vraat aan rietkragen. Een manier om de overlast van de ganzen te beperken is het plaatsen van rasters. Onderzoek uit 2016 van ecoloog Jan van der Winden in Loosdrecht laat zien dat het ‘inrasteren’ van rietkragen leidt tot aanzienlijk herstel van het waterriet. De Grote karekiet profiteerde daarvan en nam toe in de Loosdrechtse plassen.
Vervolgens heeft IVN IJssel en Gouwe in 2018 subsidie van Provincie Zuid-Holland gekregen om het project ‘Verbetering waterrietvegetaties in de Reeuwijkse Plassen’ uit te voeren. In 2018 werd de staat van de rietkragen in het plassengebied geïnventariseerd. Vervolgens zijn in 2020 drie proeflocaties gekozen voor het ‘inrasteren’. Bij het onderzoek waren Watersnip Advies, Jan van der Winden Ecology en werkgroep VLB van IVN IJssel en Gouwe betrokken.
De proeflocaties werden gekozen op basis van 9 selectiecriteria. De aanwezigheid van de Grote karekiet op of nabij de locatie, voldoende omvang van de rietvegetatie en zichtbare pogingen tot uitgroei van riet in het water, een gemotiveerde eigenaar, die mee wil werken, en meer. De drie gekozen locaties zijn De Kievitsakker op de Ravensbergse Plas, een locatie aan de Gravendijk en de locatie Hoek van Boudewijn in de plas Gravenkoop (zie kaartje).
We weten dat riet tot op een bodemdiepte van 1,25 meter kan groeien. Lisdodden kunnen zelfs tot 1,75 meter diepte groeien. De gekozen locaties zijn fors ondieper, zodat ze theoretisch volledig moeten kunnen volgroeien.
Voor het project is 480 meter raster geplaatst. Daarvan bestaat 330 meter uit een raster van houten palen met gaas en 150 meter uit raster van ijzeren buizen met schapengaas. In totaal is daarmee 2400 m2 waterriet beschermd door inrasteren. Bij de gekozen locaties was geen sprake van houtopslag. De afrastering is toegankelijk gehouden voor kleine boten t.b.v. de muskusrattenbestrijding.
De proef begon in 2020. Op dat moment hebben de onderzoekers gemeten hoeveel rietstengels er stonden bij de afrastering. En hoeveel rietstengels er stonden op andere plekken, waar geen afrastering was (een 0-meting). In 2021 is deze telling herhaald om het effect van de rasters te kunnen bepalen.
In 2021 hebben ze deze telling herhaald om het effect van de rasters te kunnen bepalen. In 2021 hebben ze gekeken naar de resultaten, dus al na één groeiseizoen. Er worden al voldoende aanknopingspunten gevonden:
- Op alle locaties zonder raster vonden ze zo’n 75% meer vraat.
- Op twee ingerasterde locaties telden ze meer stengels: op de Gravendijk 72% meer. En op de Kievitsakker 39% meer.
- Op de locatie Hoek van Boudewijn telden ze 83% minder stengels dan in 2020. De oorzaak bleek onmiskenbaar vraat van muskusratten.
De onderzoekers geven aan dat verder onderzoek nodig is naar welke ganzensoorten het riet opeten. En in welke perioden van het jaar ze dat doen. Gaat het bijvoorbeeld om Nijlganzen, puberganzen in groepjes, broedende ganzen, zomerganzen of winterganzen? Welke maatregelen zijn vervolgens nodig?
Ze adviseren door te gaan met het beleid om oeverplanten te beschermen in het plassengebied. En meer met (nieuwe) bewoners en eigenaren te communiceren over de waarde van de planten voor de biodiversiteit in het plassengebied.
Bron: Projectverslag Verbetering waterrietvegetaties in de Reeuwijkse Plassen, rapport 19A031, oktober 2021.
Dit rapport is op te vragen bij Watersnip Advies: advies@watersnip.info